‘Ik ben best bereid om in het harnas te sterven’
Actueel 1.089 keer gelezenZoetermeer - Sommige mensen lijken wel niet van ophouden te weten en blijven maar doorgaan. Nico Woldendorp van IJsvereniging Zoetermeer is zo’n persoon. Onlangs werd hij 2e op het NK-masters schaatsen! Een hele prestatie als je inmiddels 79 bent. Toch denkt Woldendorp nog lang niet aan stoppen. ‘Ik wil altijd winnen en ben best bereid om in het harnas te sterven.”
Door Robbert Roos
De meeste schaatstalenten beginnen al op jonge leeftijd met hun sport. Nico Woldendorp begon echter pas toen hij 36 was. Nico en zijn vrouw Mary waren jaren de bekende gezichten achter de gelijknamige kapsalon in de Dorpsstraat. “Ik stond de hele dag te werken in de lucht van permanentvloeistof en haarverf”, vertelt hij. “Langzamerhand begon ik te merken dat ik steeds meer behoefte kreeg aan frisse lucht.” Omdat de kapsalon om 17.00 uur dichtging was er daarbuiten tijd om andere dingen te doen. “Het schaatsen heb ik altijd wel leuk gevonden. Ik haalde mijn schaatsen uit het vet en sloot me aan bij een ijsvereniging.” De eerste twee jaar bij vereniging Den-Haag Westland. “Ik reed in die tijd al aardig mee met de marathons”, vertelt Woldendorp enthousiast. “Door Nico den Braber kwam ik in contact met de Zoetermeerse ijsvereniging YVZ. Daar rijd en train ik inmiddels ruim 40 jaar.” Toen Woldendorp eenmaal de pensioengerechtigde leeftijd bereikt had kwam er nog meer tijd om te schaatsen. “Eigenlijk had ik best nog even door willen gaan, maar mijn vrouw Marry adviseerde mij om toch te stoppen. Achteraf gezien ben ik ik daar erg blij om.” Natuurlijk maakt Woldendorp ook graag tijd vrij voor zijn vrouw. “We hebben mooie reizen gemaakt en genieten ook regelmatig van leuke dagjes uit.” Het schaatsen bracht Woldendorp op bijzondere plaatsen en leverde ontelbare bekers en medailles op. Hoeveel dat er precies zijn weet Woldendorp niet. “Ik heb meegedaan aan wedstrijden in Nederland, maar ook Noorwegen, Duitsland en Italië. Soms waren er toernooien nog verder weg. Die heb ik maar even laten schieten. Je moet zelf namelijk opdraaien voor alle kosten die je maakt.” Bijzondere herinneringen heeft Woldendorp aan de drie keer dat hij een Elfstedentocht uitreed. “Dat was in ‘85, ‘86 en ‘97”, vertelt hij enthousiast. “De laatste keer reed ik samen met mijn zoon. Het was heel bijzonder om samen de finish te halen.” Mocht de tocht er nog een keer komen, dan doet Woldendorp graag weer mee. Daar denkt Mary toch anders over. “Straks overleef je de tocht niet.” Woldendorp reageert laconiek. “Nou, dan sterf ik toch op het ijs? Veel mooier kan het niet worden.”